Wat zorgprofessionals moeten weten over autonome dysreflectie

In deze publicatie leert u meer over autonome dysreflectie (AD) en hoe u tijdens een AD kunt handelen

Autonome dysreflexie

Autonome dysreflectie (AD) is een plotselinge, ongecontroleerde verhoging van de systolische bloeddruk die soms gepaard gaat met bradycardie. Als dit niet onder controle wordt gebracht, kan het leiden tot hersen- en ruggenmergbloedingen, epileptische aanvallen en longoedeem. 

AD is een aandoening die voorkomt bij ruggenmergletsel bij mensen met een letsel op of boven het niveau van de 6e borstwervel (T6). Het is een weinig bekende aandoening die veel mensen treft. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (2013) lopen naar schatting een kwart tot een half miljoen mensen per jaar een dwarslaesie op. Daarvan kan tot 90% met letsel op of boven T6 getroffen worden door AD. 

Bij een dwarslaesie is er geen autonome zenuwfunctie onder het letsel. Het autonome zenuwstelsel houdt de homeostase in stand en reguleert de hart- en gladde spieractiviteit en endocriene afscheidingen. Het is verdeeld in twee takken: het sympathische en het parasympathische zenuwstelsel. 

De sympathicus wordt gestimuleerd om met stressvolle situaties om te gaan, terwijl de parasympathicus de hart- en ademhalingsactiviteit vertraagt. Deze twee takken werken samen om een fysiologisch evenwicht van hartslag, bloeddruk en ademhaling te handhaven. 

Wat veroorzaakt een AD?

De verstoring van het autonome zenuwstelsel bij een dwarslaesie is de oorzaak van AD. Stimulerende prikkels onder het letselniveau kunnen een sympathische respons veroorzaken die leidt tot vasoconstrictie, terwijl remmende signalen vanuit de hersenen onder het letselniveau niet worden ontvangen. Als gevolg van vasoconstrictie van de arteriële aanvoer, de capillairen en de veneuze afvloed van maag, darmen, galwegen, lever, alvleesklier en milt (de splanchnische circulatie) en perifere vaten ontstaat hypertensie, een klassiek teken van AD. 

De snelle stijging van de bloeddruk kan leiden tot een verhoging van de intracraniële druk, wat epileptische aanvallen en intracraniële bloedingen kan veroorzaken. Het niveau van het letsel beïnvloedt de ernst; hoe hoger het niveau van het letsel, hoe intenser de effecten op de bloedsomloop en de thermoregulatie. 

AD treedt meestal 3-6 maanden na de dwarslaesie op. Mensen die risico lopen op AD hebben, om zelfstandig te blijven, specifieke ondersteuning en behandeling nodig voor blaas- en darmproblemen die ontstaan door de dwarslaesie. 

Symptomen van AD

In de meeste gevallen hebben mensen met een verhoogd risico op AD regelmatig contact met zorgverleners en het is belangrijk dat die zorgverleners kennis en begrip van AD hebben om snel te kunnen reageren zodat verdere complicaties kunnen worden voorkomen. AD is een acute aandoening die onmiddellijke behandeling (op een spoedeisende hulp) vereist. 

Niet alleen tijdens het moment van AD kan de bloeddruk worden beïnvloed door een dwarslaesie. De verstoring van het sympathische zenuwstelsel, door de dwarslaesie, heeft ook effecten op het cardiovasculaire systeem die kunnen leiden tot een constant lage bloeddruk in rust en orthostatische hypotensie. 

Bij mensen met een dwarslaesie is een systolische bloeddruk in rust van 90 mmHg normaal en een bloeddruk van 120/80 mmHg, die als normaal wordt beschouwd in een volwassen populatie, is verhoogd. Het is daarom belangrijk om rekening te houden met de normale bloeddruk van iemand met ruggenmergletsel, aangezien AD gedefinieerd wordt als een verhoging van de systolische bloeddruk van meer dan 20 mmHg. 

De belangrijkste symptomen van AD zijn:

  • Verhoogde bloeddruk
  • Bonkende hoofdpijn
  • Bradycardie
  • Overvloedig zweten boven het letselniveau
  • Kippenvel boven of mogelijk onder het letselniveau
  • Hartritmestoornissen
  • Blozen van de huid
  • Wazig zicht
  • Verstopte neus

De meeste symptomen worden mogelijk veroorzaakt door de activering van het sympathische zenuwstelsel. Uitzonderingen zijn het blozen van de huid van het hoofd en de nek, zweten en neusverstopping, die waarschijnlijk veroorzaakt worden door de parasympathische respons van baroreceptoractivering.

Hoe moet AD worden behandeld?

AD is een acute medische aandoening die een snelle beoordeling van de patiënt vereist om veilig te kunnen handelen. Een algemeen gebruikt beoordelingsinstrument om snel verslechterende patiënten te beoordelen is de ABCDE. 

Het is onwaarschijnlijk dat luchtwegcompromittering wordt gepresenteerd in een dysreflexische crisis, maar er kunnen onbehandelde luchtwegproblemen zijn die kunnen leiden tot hypoxie en uiteindelijk hartstilstand als ze niet worden behandeld. Eenvoudige luchtwegmanoeuvres zoals hoofdkanteling of kinlift zijn voldoende.

Airwayluchtweg het is onwaarschijnlijk dat de luchtweg bij AD in gevaar is. Er kunnen onbehandelde luchtwegproblemen zijn die kunnen leiden tot hypoxie en uiteindelijk tot een hartstilstand als ze niet worden behandeld. Eenvoudige luchtwegmanoeuvres zoals het hoofd kantelen of de kin optillen zijn voldoende om te controleren of de luchtweg vrij is.

Breathingademhaling controleer de snelheid, het ritme en de diepte van de ademhaling en indien mogelijk de zuurstofsaturatie. Opgemerkt moet worden dat een hoge dwarslaesie het ademhalingspatroon op zich al kan hebben veranderd. 

Circulationbloedsomloop dit is het meest voorkomende symptoom bij het doormaken van AD. Hypertensie en reflexmatige bradycardie zijn veel voorkomende symptomen, samen met klachten van bonzende hoofdpijn, blozen van de huid van de nek en het hoofd en wazig zien. 

Disability – onvermogenhet checken op alertheid, stemgebruik, pijn of juist het niet reageren op prikkels kunnen wijzen op de mate van het reactievermogen van de persoon die een AD doormaakt. 

Exposure – blootstelling/de trigger de laatste fase van de beoordeling kan het identificeren van de overmatige prikkel zijn die de AD veroorzaakt. Een onderzoek van kop tot teen moet worden uitgevoerd en de lichaamstemperatuur moet worden gecontroleerd. Een opgezwollen buik kan bijvoorbeeld wijzen op constipatie. Hoge nood om de blaas of darm te legen wordt soms niet gevoeld, maar ook decubitus of ingroeiende teennagels kunnen de prikkels zijn die het hebben van van AD veroorzaken. 


Vroege detectie en behandeling zijn belangrijk om complicaties en ziekenhuisopname te voorkomen. AD kan zowel niet-farmacologische als farmacologische interventies vereisen; niet-farmacologische behandeling wordt beschouwd als eerstelijnsbehandeling bij personen die geen ernstige hypertensie hebben. Vaak is het wegnemen van de prikkels voldoende om de AD-respons te elimineren. 

Daarom moet het identificeren en verwijderen van de schadelijke prikkels een prioriteit zijn. De persoon moet gevraagd worden naar ontlastingsroutine en wanneer de darmen voor het laatst geleegd werden. Indien nodig moet de darm (actief) geleegd worden. In veel gevallen kan het ledigen van de blaas de symptomen van AD wegnemen. 

Andere aanbevelingen zijn om de persoon rechtop te laten zitten, strak zittende kleding te verwijderen, de huid te inspecteren op decubitus en verwondingen en te controleren op ingegroeide teennagels. Als de bloeddruk blijft stijgen, kan farmacologische behandeling nodig zijn. 

Het in huis hebben van een farmacologische noodset om de AD-symptomen te kunnen behandelen wordt aanbevolen bij personen die terugkerende AD-episodes hebben. 

Voorlichting over blaas- en darmmanagement is belangrijk, evenals informatie over AD om zelfmanagementtechnieken mogelijk te maken zodra zich symptomen voordoen. Dit is een essentieel onderdeel van de lange termijnbehandeling van deze aandoening. .

Samengevat is AD het gevolg van een ongewenste prikkel die een verhoging van de systolische bloeddruk van ten minste 20 mmHg veroorzaakt bij personen met een dwarslaesie op of boven niveau T6. Niet-farmacologische interventie zou kunnen bestaan uit het wegnemen van de ongewenste prikkels, zoals een volle blaas of darm.  

 

Wellspect Onderwijs - 
UW KENNISBRON IN CONTINENTIEZORG

Onderwerpen