Goedaardige prostaathyperplasie (BPH)

key:article.publicationhighlight Catheter Management After Benign Transurethral Prostate Surgery: RAND/UCLA Appropriateness Criteria Ted A. Skolarus, Casey A. Dauw, Karen E. Fowler, Jason D. Mann, Steven J. Bernstein and Jennifer Meddings THE AMERICAN JOURNAL OF MANAGED CARE, December 2019

Goedaardige prostaathyperplasie (BPH) is een belangrijke diagnose bij mannen. Jaarlijks worden in Amerika ongeveer 100.000 mannen behandeld met een transurethrale prostaatoperatie (TURP), waardoor het een van de meest voorkomende chirurgische ingrepen is in de Verenigde Staten. In verschillende andere landen zal dat ook zo zijn.

Bij een TURP wordt routinematig een urinekatheter geplaatst, maar er bestaan geen richtlijnen voor de duur van het gebruik van een urinekatheter na een prostaatoperatie. Gezien de toenemende focus op gepaste zorg in het kader van beleid, betaling, kwaliteit en patiëntgerichte zorg, kan het verduidelijken van de juiste duur van het gebruik van de urinekatheter helpen bij het verbeteren van de consistentie en kwaliteit van zorg. Niet alleen voor de zorginstellingen, maar met name voor hun patiënten die chirurgisch behandeld worden voor BPH. 

Sommige zorgverleners raden aan om de urinekatheter alleen de eerste nacht te plaatsen, terwijl anderen aanraden om de katheter een aantal dagen te laten zitten. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat een verblijfskatheter die korte tijd geplaatst is niet alleen het ongemak voor de patiënt en de verpleegkundige zorg tijdens de ziekenhuisopname en na ontslag vermindert, maar ook het risico op complicaties, waaronder kathetergeassocieerde urineweginfecties (UWI's). 

Omdat er geen evidence-based richtlijnen zijn, kan het bepalen van de meest geschikte duur van het gebruik van een urinekatheter, na deze veel voorkomende procedure, helpen om praktijkvariaties te verkleinen en postoperatieve complicatierisico's te verminderen. Daarnaast verbetert het de consistentie en kwaliteit van zorg voor patiënten met BPH en lagere urinewegensymptomen zullen verminderen.

In de publicatie van Skolarus et al. werd de geschiktheid van verschillende momenten voor het verwijderen van de urinekatheter bij patiënten na een prostaatoperatie bekeken. Zowel het gebruik van intermitterende katheterisatie (IC) als verblijfskatheters werden geëvalueerd.

Er werd een literatuuronderzoek uitgevoerd om de meest relevante artikelen te identificeren waarin de uitkomsten werden beoordeeld voor patiënten die een TURP ondergingen. Aan de hand van de RAND/UCLA Appropriateness Method* werd een multidisciplinair panel van 11 experts en praktiserende urologen gevraagd om deze studies te beoordelen. Met hun klinische expertise werd vervolgens de geschiktheid van verschillende opties voor het verwijderen van de urinekatheter en de patiënt zelf de mictie te laten starten na een BPH-operatie beoordeeld.

In total 44 articles were included, and the expert panel rated them for appropriateness of urinary catheter use and urinary retention. The expert panel examined appropriateness across 4 clinical scenarios (no preexisting catheter, preexisting catheter [including intermittent], difficult catheter placement, significant perforation) and 5 durations (postoperative day [POD] 0, 1, 2, 3-6, or ≥7). 

AID0053964

Op basis van de beoordelingen van het panel was het verwijderen van de urinekatheter en de eerste poging tot mictie op de eerste dag na de operatie geschikt voor de meerderheid van de patiënten en werd langer dan 3 dagen wachten in verband gebracht met gezondheidsproblemen. 

In het geval van complicaties, bijv. klinisch significante perforaties, werd echter 3 dagen na de operatie de vroegste geschikte tijd voor verwijdering geacht. Het perforatiescenario was de enige geschikte indicatie om 7 of meer dagen te wachten met de eerste poging tot mictie. 

Het panel werd gevraagd om aan te geven hoe geschikt urinekatheterisatie is om retentie te behandelen als de eerste poging tot mictie na de operatie mislukt. Zowel een intermitterende katheterisatie als een verblijfskatheter werden geschikt geacht. 

Alle leden van het panel beoordeelde zowel IC als het plaatsen van een verblijfskatheter als geschikt.

Als er een Foley-katheter werd geplaatst na een mislukte eerste mictiepoging na de operatie, beoordeelde het panel een tweede poging, bij opgenomen patiënten, al passend na 1 of 2 dagen. Voor patiënten die al uit het ziekenhuis waren ontslagen, beoordeelde het panel dat een wachttijd tot 4 dagen de langst passende periode was. De meningen bij een wachttijd van 5 tot 7 dagen voor een tweede mictiepoging waren onder de panelleden uiteenlopend. 

Er is weinig bekend over hoelang een verblijfskatheter geplaatst moet blijven na een operatie. Het standaardiseren van postoperatief kathetergebruik zal waarschijnlijk de praktijk- en verblijfsduurvariatie verminderen, het ongemak door de verblijfskatheter voor patiënten minimaliseren en mogelijk het risico op postoperatieve complicaties (bijv. UWI) verlagen. Het gebrek aan kwaliteitsindicatoren voor transurethrale prostaatchirurgie is opvallend gezien de praktijkvariatie tussen ziekenhuizen. De publicatie van Skolarus et al. geeft aanbevelingen van praktiserende artsen als een mogelijke eerste kwaliteitsmaatregel om consistente en passende zorg te bevorderen voor mannen die chirurgisch behandeld worden voor BPH. De Centers for Disease Control and Prevention (CDC), die metingen van kathetergeassocieerde UWI’s en kathetergebruik verzamelt, is geïnteresseerd in het ontwikkelen van een geschiktheidsparameter van urinekatheters die kan worden toegepast op basis van gegevens uit het elektronisch patiëntendossier (bijv. proceduretype, co-morbiditeit). 

Conclusies

Skolarus et al. definieerden klinisch relevante richtlijnen voor de geschiktheid van kathetergebruik na transurethrale prostaatchirurgie. De resultaten van deze robuuste methodologische aanpak, waaronder het verwijderen van de urethrale katheter en het uitproberen van zelfstandige mictie op de eerste dag na de operatie, die als geschikt worden beoordeeld voor alle scenario's behalve klinisch significante perforaties, kunnen bijdragen aan de consistentie en kwaliteit van zorg voor patiënten die een transurethrale BPH-operatie ondergaan binnen en tussen gezondheidszorgsystemen.

* De RAND/UCLA Appropriateness Method (RAM) werd midden jaren 80 van de vorige eeuw ontwikkeld als onderdeel van de RAND Corporation/University of California Los Angeles (UCLA) Health Services Utilisation Study, voornamelijk als instrument om het over- en ondergebruik van medische en chirurgische procedures te meten.

Onderwerpen