Urinewegstelsel

Het urinewegstelsel is verantwoordelijk voor het verwijderen van afvalstoffen en extra vocht in het lichaam. Het maakt hiervoor urine aan en scheidt het uit.

Wat is het urinewegstelsel en hoe werkt het?

De normale terugkerende functie van het legen en opslaan van urine wordt de mictiecyclus genoemd. Het is verdeeld in een vullings- en ledigingsfase. Hierbij is er een interactie tussen het zenuwstelsel en de lagere urinewegen. Het is belangrijk dat alle delen van het urinestelsel samenwerken om normaal te plassen. Het urinestelsel bestaat uit de nieren (A), urineleiders (B), blaas (C) en plasbuis (D).

Waarom is het urinewegstelsel belangrijk?

Naast het filteren en verwijderen van afvalproducten uit het lichaam, houdt het urinewegstelsel ook onze elektrolytenbalans van natrium, kalium en calcium, bloedvolume en bloeddruk in stand.

Wat zijn de verschillende functies van elk deel van het urinewegstelsel?

De nieren zijn grote, boonvormige organen die zich aan de achterkant van de buik bevinden, aan weerszijden van de wervelkolom. Ze verwijderen afvalproducten door urine te produceren. Met een netwerk van kleine buisjes (nefronen) kunnen stoffen worden gefilterd. De nieren regelen de hoeveelheid water in het lichaam. Over het algemeen produceren mensen ongeveer 1,5 liter urine per dag.

De urineleiders voeren de urine af van de nieren naar de blaas. Het zijn 2 buisjes van 25-30 cm lang, bekleed met glad spierweefsel. Door middel van peristaltiek wordt de urine naar beneden verplaatst. De urineleiders komen uit aan weerszijden van de driehoekige blaasbodem (het trigonum), een klep voorkomt terugvloeiing van urine naar de nieren.

De urineblaas is een hol orgaan dat urine opslaat en zich in het bekken boven en achter het schaambeen bevindt. De elastische en (voornamelijk glad-)gespierde wand van de blaas wordt de detrusor genoemd en kan uitrekken om een gemiddeld volume van 400-600 ml urine vast te houden. De binnenkant van de blaaswand is bedekt met verschillende lagen epitheel (mucosa). Het slijmvlies wordt als het ware opgevouwen wanneer de blaas leeg is, maar strekt zich uit als de blaas zich vult. Het is normaal om 4-8 keer per dag te plassen (0-1 keer 's nachts), normaal gesproken is dat 200-400 ml per keer.

Blaas trigonum

Het blaas trigonum is het driehoekige gebied, tussen de ureteropeningen en de interne urethrale opening, in de bodem van de blaas. Dit gebied verandert qua grootte tijdens de vullingsfase minimaal. Het is echter wel gevoelig voor rek omdat het een groot aantal sensorische zenuwuiteinden bevat.

Interne sluitspier

Ter hoogte van de kruising van de blaas en urethra omsluit de blaasspier de urethra en vormt daarmee de interne urethrale sluitspier.

Urethra en externe sluitspier

De urethra is de buis waardoor urine van de blaas naar buiten wordt verplaatst. De vrouwelijke urethra is ongeveer 3-5 cm lang en bijna recht. Bij mannen is de urethra ongeveer 20-27 cm en heeft de vorm van een S.

De urethra speelt ook een rol in het mannelijke voortplantingssysteem, omdat het sperma via de penis het lichaam verlaat. De externe sluitspier bevindt zich ter hoogte van de bekkenbodemspieren en heeft twee belangrijke functies. Het zorgt ervoor dat urine in de blaas blijft, maar ontspant ook bij het legen van de blaas.

Wat is het verschil tussen de interne en externe sluitspier?

De externe sluitspier kan, in tegenstelling tot de interne sluitspier, vrijwillig worden aangestuurd via het somatische zenuwstelsel.

1. Blaas
2. Ureter
3. Ureterale openingen
4. Trigonum
5. Urethra
6. Interne urethrale sluitspier (glad spierweefsel)
7. Externe urethrale sluitspier (dwarsgestreepte spierweefsel)
8. Detrusorspier (diverse gladde spierlagen)

Onderwerpen